Onduidelijk franchise concurrentiebeding

De franchisegever heeft er in het algemeen belang bij dat een franchise concurrentiebeding zo breed mogelijk geldt. Concurrentiebedingen zijn daardoor vaak zo breed geformuleerd, dat onduidelijk wordt wat er nu precies wel en niet mag. Althans, er wordt meestal opgenomen dat de franchisenemer na afloop van de franchiseovereenkomst niks mag doen dat mogelijkerwijs kan concurreren met alles wat de franchisegever mogelijkerwijs kan doen. De impact van die tekst wordt pas duidelijk als men er goed over na gaat denken. Wat mag de franchisenemer in zo’n geval nou wel en niet?

De rechter hanteert vaak het standpunt bij uitleg van overeenkomsten en bepalingen, dat een onduidelijke bepaling in het nadeel van de persoon die de bepaling heeft opgesteld, wordt uitgelegd. De onduidelijkheid van een concurrentiebeding is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het gaat er hierbij om wat partijen over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het franchise concurrentiebeding is meestal (redelijkerwijs) beperkt tot de handelingen die de franchisenemer tijdens de franchise heeft uitgevoerd -��en niet meer dan dat.

De rechtbank Maastricht oordeelde bijvoorbeeld��dat bij de franchise van een kinderergotherapie-franchise, franchisenemer op grond van het concurrentiebeding niet werkzaam kon zijn als kinderergotherapeut binnen het rayongebied. De rechtbank oordeelde ook dat onder “soortgelijke activiteitenniet viel het actief zijn als ergotherapeut voor volwassenen. De omschrijving “soortgelijke activiteiten” mocht redelijkerwijs niet zo worden uitgelegd dat het beroep van ergotherapeut voor andere typen pati��nten ook verboden zou zijn. Zie hier��een voorbeeld waarbij de rechter werd gevraagd om uitleg van de term “activiteiten op terrein van“.

Als een franchisenemer de werking van het concurrentiebeding wil beperken, zal hij moeten aantonen wat zijn werkzaamheden in het kader van de franchiseformule precies inhielden. De franchisenemer moet dan duidelijk aantonen welke knowhow er door de franchisegever is overgedragen – handboeken, andere schriftelijke knowhow en knowhow op andere manier, in adviseringsgesprekken of introducties bij andere franchisenemers of ondernemers. Het doel moet dan zijn om het concurrentiebeding te beperken tot deze kennis en ervaring.

E��n en ander ligt natuurlijk anders als de franchiserelatie door toedoen van de franchisegever is be��indigd (op verwijtbare wijze). Het is dan de vraag of de franchisegever nog een beroep op het concurrentiebeding kan doen.

Terug naar het overzicht “non-concurrentiebeding beperken”.

 

Jaap van LyndneAls u meer wil weten over de beperking of ontbinding van een franchise non concurrentiebeding in uw unieke situatie, kunt u contact met ons opnemen om��samen uw mogelijkheden in kaart te brengen. Dat kan bijv. in een analysegesprek, of op 06 52 67 59 57 of��jaap.van.lynden@malmbergwaling.nl. We staan u graag bij in deze belangrijke materie.