Non concurrentiebeding in strijd met Mededingingswet
Op grond van artikel 6 van de Mededingingswet zijn die afspraken verboden die er toe strekken dat de concurrentie in Nederland wordt beperkt. Daar vallen concurrentiebedingen in principe onder, omdat daarmee de concurrentie door de franchisenemer wordt beperkt.
Verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Daarom is bepaald dat alleen afspraken die resulteren in een merkbare verstoring van de Nederlandse markt, zijn verboden. De vraag is dan wat een merkbare verstoring is.
Artikel 6 Mededingingswet is niet van toepassing op franchisegevers waarvan de gezamenlijke jaaromzet minder is dan EUR 5.500.000 (producten) of EUR 1.100.000 (diensten). Daarnaast is een concurrentiebeding is vrijgesteld als:
- het gaat om goederen of diensten die concurreren met de goederen of diensten die een franchisenemer leverde tijdens de franchise
- beperkt is tot de lokaliteiten of terreinen waar een franchisenemer gedurende de franchise werkzaam is geweest
- onmisbaar is om de door de franchisegever overgedragen knowhow te beschermen
- beperkt is tot één jaar na het einde van de franchiseovereenkomst
De franchisenemer die zijn concurrentiebeding met een beroep op art. 6 van de Mededingingswet wil beperken, moet bewijzen dat het non concurrentiebeding de concurrentie op de Nederlandse markt merkbaar verhindert, beperkt of vervalst. De franchisenemer moet dit onderbouwen met informatie over de relevante geografische markt en productmarkt, en de positie van de franchiseorganisatie op deze markten.
De rechter stelt hoge eisen aan deze onderbouwing. Degene die zich op het mededingingsrecht beroept, dient dit te onderbouwen met de relevante (economische) feiten en omstandigheden. Eerst moet worden aangetoond wat de relevante markt is waarop partijen zich bezighouden. Daarna moet worden aangetoond dat de concurrentie merkbaar wordt beperkt. De meeste rechters oordelen dat deze feiten moeten worden aangetoond door een marktanalyse, gemaakt door een deskundigenbureau. Dit kan een kostbare aangelegenheid zijn, dat zich meestal pas loont als er sprake is van zeer aanzienlijke schade.