Dwaling en vernietiging van het franchise concurrentiebeding

De franchisenemer krijgt voor het aangaan van de franchiserelatie vaak informatie van de franchisegever. Als die informatie onjuist is, kan de franchisenemer onder omstandigheden��de franchiseovereenkomst (of een deel daarvan) vernietigen op grond van dwaling. Partijen zijn dan verplicht om de gevolgen van deze overeenkomst ongedaan te maken. Dit betekent bijvoorbeeld dat door de franchisegever verstrekte gegevens of producten moeten worden teruggegeven en dat in de franchiseovereenkomst opgenomen verplichtingen over en weer komen te vervallen.

De franchisegever geeft de franchisenemer meestal een indruk van de verwachte inkomsten die de franchisenemer zal kunnen verdienen met het franchiseconcept. De franchisegever stelt zich hierbij vaak zeer positief op. Regelmatig blijkt na het starten van de franchise dat de gegeven informatie niet klopt��of omzetprognoses niet worden gehaald. In��veel gevallen blijkt dat de franchisegever een te rooskleurig beeld��heeft neergezet van de re��el te verwachten omzetten. De vraag is dan of er sprake is van dwaling bij de franchisenemer��en of de franchisenemer vernietiging van de franchiseovereenkomst of het franchise non-concurrentiebeding kan vorderen.

Een franchisenemer kan een franchiseovereenkomst op grond van artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek vernietigen als:

  1. de dwaling is te wijten aan een inlichting van de franchisegever; of
  2. de franchisegever in verband met wat hij wist over de dwaling, de franchisenemer had moeten inlichten; of
  3. als de franchisegever bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan.

Niet iedere onjuiste mededeling of elk verzwegen feit��vormt een reden voor��vernietiging op grond van dwaling.��De toets is of de overeenkomst��zonder de dwaling op dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten. Hierbij spelen de op de franchisegever rustende mededelingsplicht en de op de franchisenemer rustende onderzoeksplicht een grote rol.��De rechter moet beoordelen waar de mededelingsplicht van de franchisegever ophoudt en de onderzoeksplicht van de franchisenemer begint.

De franchisenemer zal duidelijk moeten maken dat de franchisegever tegen beter weten in een misleidende voorstelling van zaken heeft neergezet. Dit kan bijv. worden onderbouwd door eerdere omzetcijfers van de betreffende franchisevestiging. Deze worden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst vaak door de franchisegever geheim gehouden. Indien de franchisenemer constateert dat feiten anders liggen dan door de franchisegever�� is verteld, moet de franchisenemer zijn rechten uitdrukkelijk tegenover de franchisegever voorbehouden. Indien er sprake is van dwaling, kan de franchisenemer de franchiseovereenkomst vernietigen. Daarmee wordt ook het concurrentiebeding vernietigd.

In rechtszaken zijn onder meer de volgende gronden door de rechter geaccepteerd voor vernietiging op grond van dwaling:

  • onjuiste omzetprognoses en exploitatieprognoses;
  • onjuiste weergave van noodzakelijke investeringskosten;
  • het niet voldoen aan de verplichting tot overdracht van (beschermde) knowhow;
  • het niet voldoen aan de verplichting tot het verlenen van bijstand aan de franchisenemer (“bijstaan met raad en daad”).

De franchisegever is niet verplicht om een omzet- of winstprognose te geven. Als hij dit wel doet, dan moet dit zijn gebaseerd op deugdelijk markt- en vestigingsplaatsonderzoek. Een franchisegever handelt onrechtmatig als hij een rapport over omzet en winst aan de franchisenemer overhandigt, terwijl hij weet dat dit rapport ernstige fouten bevat en hier niks over mededeelt.

Terug naar het overzicht “non-concurrentiebeding beperken”.

Jaap van LyndneAls u meer wil weten over de beperking of ontbinding van een franchise non concurrentiebeding in uw situatie, kunt u contact met ons opnemen om��samen uw mogelijkheden in kaart te brengen. Dat kan��ook op 06 52 67 59 57 of��jaap.van.lynden@malmbergwaling.nl. We staan u graag bij in deze belangrijke materie.