Beperkingen concurrentiebeding door andere samenwerkingsvormen
Er is geen specifieke wettelijke regeling voor franchise of concurrentiebedingen bij franchise. De Nederlandse Franchise Code bevat wel specifieke bepalingen, maar deze code heeft op dit moment nog geen wettelijke status. Voor de franchiseovereenkomst – en een daarin opgenomen concurrentiebeding – moet worden teruggevallen op de algemene bepalingen van het verbintenissenrecht.
Voor andere samenwerkingen (bijv. agentuur en arbeidsovereenkomst) zijn er wel specifieke bepalingen, met specifieke beperkingen. Als de franchiserelatie elementen onderwerpen bevat van deze samenwerkingsvormen, dan kunnen deze bepalingen doorwerken in het concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst.
Concurrentiebeding franchise en agentuur
Een agentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de principaal aan de handelsagent opdraagt voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal af te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn. Kernelementen zijn dus bemiddeling bij totstandkoming van overeenkomsten en afwezigheid van ondergeschiktheid.
Op grond van art. art. 7:443 BW moet een concurrentiebeding bij agentuur volden aan de volgende vereisten:
- het beding moet schriftelijk zijn overeengekomen
- het mag alleen zien op de producten of diensten die de handelsagent behandelde tijdens de agentuur/franchise
- de duur van het concurrentiebeding is niet meer dan twee jaar
Als een franchiseovereenkomst de elementen van agentuur bevat, dan kunnen de agentuurbepalingen van toepassing zijn op de franchiseovereenkomst. Het concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst moet dan ook voldoen aan de agentuurvoorschriften.
Concurrentiebeding franchise en arbeidsovereenkomst
In een arbeidsrelatie is er��sprake��van arbeid, loon en een gezagsverhouding. Franchise is er meestal op gericht dat de franchisenemer als zelfstandig ondernemer voor eigen rekening en naar eigen inzicht binnen de grenzen van de franchiseformule het bedrijf kan voeren. In een franchiserelatie is er meestal geen sprake van een gezagsverhouding tussen de franchisegever en de franchisenemer.��Het is duidelijk dat de franchisegever bevoegd is binnen het kader van de franchiseovereenkomst bindende aanwijzingen te geven over de manier waarop de franchise moet worden gevoerd. Het is mogelijk dat een franchiseformule zo veel voorschriften aan haar franchisenemer voorschrijft, dat die verhouding op enig moment omslaat in een gezagsverhouding – en kan worden aangevoerd dat er sprake is van een arbeidsrelatie en toepasselijkheid van de arbeidsrechtregels die de werknemer bescherming bieden.
Artikel 7:653 BW bepaalt ten aanzien van het concurrentiebeding in een arbeidsrelatie dat dit alleen geldig is als het is opgenomen in een schriftelijke overeenkomst voor onbepaalde tijd. Het beding kan door de rechter worden vernietigd als het niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen, of als de werknemer door het beding onredelijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. De werkgever kan bovendien geen rechten aan het concurrentiebeding ontlenen, als het eindigen of niet voortzetten van de overeenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Tenslotte kan de rechter als een concurrentiebeding een werknemer in belangrijke mate belemmert om ergens anders in dienst te zijn, bepalen dat de werkgever de werknemer onder de omstandigheden van het geval een vergoeding moet betalen voor de duur van de beperking.